E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4703
LJN BK4703, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 08/26614

Inhoudsindicatie:

Eiser heeft op 21 december 2004 in België asiel aangevraagd en er is sprake van een Dublinclaim van België van 14 april 2005. Voorts heeft eiser op 9 mei 2005 in Frankrijk een asielaanvraag ingediend en ook hier er is sprake van een Dublinclaim. Hiermee staat aantoonbaar vast dat eiser na 1 april 2001 tot twee maal toe uit Nederland is vertrokken en geruime tijd buiten Nederland heeft verbleven. Gelet hierop voldoet eiser niet aan de voorwaarde dat hij sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland dient te hebben verbleven. In het licht van het vorenstaande kan eisers stelling dat hij volgens de GBA steeds in Nederland is blijven wonen niet leiden tot het oordeel dat eiser sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland heeft verbleven. Evenmin kan, in het licht van het vorenstaande, eisers stelling worden gevolgd dat hij nimmer de intentie heeft gehad om zijn (hoofd)verblijf te verplaatsen omdat zijn verblijf en asielaanvraag in Frankrijk en België te maken hadden met zijn slechte gezondheid en hij met de aanvraag opvang en medische behandeling heeft willen verkrijgen. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt kunnen stellen dat een asielaanvraag een verzoek is om bescherming en om in een bepaald land te mogen blijven, ongeacht met welke motieven een dergelijk verzoek wordt gedaan. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat van een bijzondere situatie waarbij het verblijf in het buitenland niet wordt tegengeworpen in dit geval geen sprake is, nu uit het feit dat eiser asielaanvragen heeft ingediend volgt dat hij de intentie heeft gehad in België dan wel Frankrijk te verblijven. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel, in welk verband hij o.m. naar diverse uitspraken heeft verwezen, kan niet slagen. Ten aanzien van eisers beroep op artikel 8 van het EVRM heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet wordt getoetst aan artikel 8 van het EVRM bij de beoordeling of een vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van de Ranov. Een verplichting hiertoe valt buiten de kaders van het beleid inzake de Ranov. Indien eiser in verband met gezins- of familiebanden toelating verzoekt, zal hij een daartoe strekkende aanvraag moeten indienen. Eiser kan geen geslaagd beroep op artikel 4:84 van de Awb doen, omdat de door hem aangevoerde omstandigheden geen omstandigheden zijn die te relateren zijn aan de Ranov.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie