E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2011:BR5301
LJN BR5301, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 11/22505 en 11/22506

Inhoudsindicatie:

De stelling van verzoeker dat hij het valse paspoort niet heeft overgelegd omdat hij anders een strafbaar feit pleegt, kan niet worden gevolgd. Zelfs als aangenomen dient te worden dat verzoeker voor zijn reis naar Nederland gebruik heeft gemaakt van een vals paspoort, zou het openbaar ministerie eerst tot eventuele strafvervolging van verzoeker kunnen besluiten nadat is vastgesteld dat hij geen vluchteling is in de zin van artikel 1 (A) van het Vluchtelingenverdrag. Immers, artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat de verdragsluitende Staten geen strafsancties, op grond van onrechtmatige binnenkomst of verblijf, zullen toepassen op vluchtelingen die, rechtstreeks komend van een grondgebied waar hun leven of vrijheid in de zin van artikel 1 werd bedreigd, zonder toestemming hun grondgebied binnenkomen of zich aldaar bevinden, mits zij zich onverwijld bij de autoriteiten melden en deze overtuigen dat zij geldige redenen hebben voor hun onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatige aanwezigheid. De voorzieningenrechter verwijst tevens naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 september 2008, LJN: BF1164, waarin is geoordeeld dat het openbaar ministerie om die reden (nog) niet tot strafvervolging had mogen overgaan en daarom niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van een asielzoeker die in het bezit was van een vals paspoort.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie