Verweerder stelt zich op het standpunt dat het vooruitzicht op verwijdering van eisers onverkort aanwezig is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder gewezen op twee brieven van de Oekraïense autoriteiten, waarin de mogelijkheid tot overname van eisers wordt bevestigd.
Eisers betwisten de juistheid van de inhoud en de echtheid van deze brieven.
In het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring dient de rechtbank te toetsen of er een vooruitzicht op verwijdering bestaat. Deze toets is minder stringent dan de beantwoording van de vraag of de feitelijke verwijdering kan plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank duiden de genoemde brieven erop dat eisers verwijderd kunnen worden naar Oekraïne. Hoewel deze brieven ogenschijnlijk bevreemdingwekkende aspecten bevatten, is het voor de rechtbank in dit stadium niet evident dat deze brieven onjuist of onecht zijn. De rechtbank komt op basis hiervan dan ook tot het oordeel dat het vooruitzicht op verwijdering van eisers naar Oekraïne vooralsnog niet ontbreekt.