E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0297
LJN BY0297, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 11/39487

Inhoudsindicatie:

Asiel, China, Oeigoer, 3 EVRM-risico vanwege asielaanvraag, motivering, eiseres heeft bovendien in NL een kind gekregen van een erkend politieke vluchteling, verhoogd risico op schending van art. 3 EVRM, art. 8 EVRM.

De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat verweerder van eiseres verlangt dat zij bewijs levert dat zij is gespot door een spionagenetwerk dan wel dat zij in de negatieve belangstelling staat bij de Chinese autoriteiten.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee een te strenge maatstaf hanteert voor het aannemen van een ‘real risk’ op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling.

Nog afgezien van de vraag of eiseres op de door haar overgelegde foto’s van demonstraties door de Chinese autoriteiten herkend zal worden als politiek activiste, blijkt uit de onder r.o. 4.8 weergegeven informatie, dat eiseres, die twee jaar geleden Nederland zonder geldig paspoort is ingereisd en hier te lande asiel heeft aangevraagd, het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . Gelet hierop is verweerders standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt bij terugkeer een reëel risico te lopen op schending van artikel 3 van het EVRM onvoldoende gemotiveerd. (...) De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich bij een nieuw te nemen besluit dient uit te laten over de vraag of het feit dat eiseres een kind heeft van een erkend politieke vluchteling bij haar terugkeer een extra risico met zich brengt dat zij zal worden onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM .

De stelling van verweerder ter zitting dat de zoon van eiseres bij zijn vader in Nederland kan achterblijven en dat de vraag of de scheiding tussen moeder en kind acceptabel is in het licht van artikel 8 van het EVRM niet in de onderhavige asielprocedure dient te worden beoordeeld, vraagt een nadere motivering gelet op de jurisprudentie van de AbRS over verwesterde Afghaanse asielzoekers (bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juni 2010, LJN: BM7416), waarbij ook in het kader van een asielprocedure werd beoordeeld in hoeverre van de desbetreffende vreemdeling kon worden verlangd dat zij haar rechten voortvloeiend uit artikel 8 van het EVRM opgeeft, teneinde een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling te voorkomen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie